Het woord "fuma" is een werkwoord en is de derde persoon enkelvoud van de vervoeging van het werkwoord "fumar", wat "roken" betekent in het Spaans.
De fonetische transcriptie van "fuma" is [ˈfuma].
De vertaling van "fuma" naar het Nederlands is "rook" of "hij/zij rookt".
"Fuma" komt van het werkwoord "fumar", dat betrekking heeft op het roken, meestal van tabak of andere stoffen. Het wordt veel gebruikt in zowel gesproken als geschreven Spaans, met een frequent gebruik in informele contexten zoals gesprekken over roken.
Juan rookt elke dag na het dineren.
Ella fuma cigarros en la terraza.
Het woord "fuma" kan ook in idiomatische uitdrukkingen voorkomen, hoewel het meestal gewoon in de context van roken wordt gebruikt. Hier zijn enkele voorbeelden van uitdrukkingen en zinnen:
Rook langzaam om de smaak te genieten.
"Si fuma en exceso, su salud puede verse afectada."
Als hij/zij te veel rookt, kan zijn/haar gezondheid worden beïnvloed.
"No fumes en lugares públicos; es una mala costumbre."
Het woord "fuma" komt van het Latijnse "fumare", wat ook "roken" betekent. Het heeft zijn weg gevonden in de Romaanse talen en heeft in het Spaans zijn huidige betekenis behouden.
Deze informatie biedt een goed overzicht van het gebruik en de betekenis van "fuma" binnen de Spaanse taal, met extra context over gebruik, idiomatische uitdrukkingen en meer.