"Fumar" is een werkwoord in het Spaans.
De fonetische transcriptie van "fumar" volgens het Internationaal Fonetisch Alfabet (IPA) is: /fuˈmaɾ/.
"Fumar" betekent in het Nederlands "roken".
In het Spaans betekent "fumar" het inademen en uitademen van rook, meestal van een sigaret, sigaar, of een andere tabaksproduct. In algemene zin kan het ook betrekking hebben op het roken van andere stoffen, zoals marihuana. Het woord wordt vaak gebruikt in zowel mondelinge als geschreven context, maar de frequentie is hoger in mondelinge gesprekken, vooral in informele instellingen waarin het onderwerp roken ter sprake komt.
"No es saludable fumar."
"Roken is niet gezond."
"Decidí dejar de fumar el año pasado."
"Ik besloot vorig jaar te stoppen met roken."
"Muchos jóvenes comienzan a fumar por curiosidad."
"Veel jongeren beginnen te roken uit nieuwsgierigheid."
"Fumar" komt voor in verschillende idiomatische uitdrukkingen in het Spaans. Hier zijn enkele voorbeelden:
"Fumar la pipa de la paz."
Deze uitdrukking betekent letterlijk "de pijp van de vrede roken" en verwijst naar het maken van vrede na een conflict.
"Después de días de discusión, decidieron fumar la pipa de la paz."
"Na dagen van discussie besloten ze de pijp van de vrede te roken."
"Estar de fumar."
Dit betekent dat iemand erg opgewonden of nerveus is, als een metafoor voor het roken van sigaretten in die situaties.
"Cuando llegó la noticia, todos estaban de fumar."
"Toen het nieuws arriveerde, waren iedereen erg opgewonden."
"Fumar y no apagar la colilla."
Dit betekent dat iemand iets doet zonder de gevolgen na te denken; het kan ook verwijzen naar onzorgvuldig gedrag.
"No seas así, fumar y no apagar la colilla solo trae problemas."
"Wees zo niet, roken en de sigarettenpeuk niet uitdoen brengt alleen maar problemen."
Het woord "fumar" komt van het Latijnse "fumare", wat "rok" betekent. Dit past in een reeks van woorden die gerelateerd zijn aan rook en damp.
Deze secties bieden een uitgebreide blik op het woord "fumar" binnen de Spaanse taal en cultuur.