Het woord "garra" is een zelfstandig naamwoord.
Fonetisch wordt "garra" weergegeven als /ˈɡara/ in het Internationaal Fonetisch Alfabet (IPA).
"garra" kan in het Nederlands vertaald worden als: - Claw (klauw) - Grip (greep) - Talon (teen, bij vogels)
"garra" betekent letterlijk een klauw of een scherpe rand, zoals die van een roofdier. Het woord kan ook figuurlijk worden gebruikt om een sterke grip of controle over iets aan te duiden. In de Spaanstalige wereld kan het woord zowel in mondelinge als in geschreven context worden gebruikt, maar het komt regelmatig voor in gesprekken over dieren, sport en zelfs in metaforische zin om kracht of invloed uit te drukken.
El águila atrapó a su presa con una garra afilada.
(De adelaar ving zijn prooi met een scherpe klauw.)
Necesitamos una garra fuerte para ganar la competencia.
(We hebben een sterke grip nodig om de competitie te winnen.)
In het Spaans komen verschillende idiomatische uitdrukkingen voor met "garra":
Él tiene garra y nunca se rinde.
(Hij heeft doorzettingsvermogen en geeft nooit op.)
Echarle garra: Dit betekent iemand aansporen om harder te werken of vastberadener te zijn.
Tienes que echarle garra si quieres tener éxito.
(Je moet je best doen als je succes wilt hebben.)
Agarrar con garra: Dit verwijst naar het in de greep houden van een situatie of een persoon met vastberadenheid.
Het woord "garra" heeft zijn oorsprong in het Latijnse woord "cāra," wat ook "klauw" betekent. Het is in de loop der tijd geëvolueerd in verschillende Romaanse talen.
Synoniemen: - Zanca (voor vogels) - Uña (voor zoogdieren, zoals nagel)
Antoniemen: - Suavidad (zachtheid) - Blandura (teerheid)
"garra" is dus een veelzijdig woord dat niet alleen verwijst naar iets fysieks, maar ook naar abstracte concepten zoals vastberadenheid en controle. Het speelt een belangrijke rol in verschillende contexten binnen de Spaanse taal.