"Gol" is een zelfstandig naamwoord in het Spaans.
De fonetische transcriptie van "gol" in het Internationaal Fonetisch Alfabet (IPA) is /ɡol/.
Het woord "gol" kan in het Nederlands vertaald worden als "goal".
In de Spaanse taal verwijst "gol" naar het scoren van een punt in verschillende sporten, met name in voetbal. Het is een veelgebruikt woord in de sportcontext, met een hoge frequentie in zowel mondelinge als geschreven communicatie. Het wordt vaak gebruikt tijdens sportverslagen, gesprekken tussen fans, en in de media.
Het team scoorde een goal in de laatste minuut van de wedstrijd.
Celebré el gol con mis amigos en el estadio.
In het Spaans kan "gol" ook deel uitmaken van verschillende idiomatische uitdrukkingen en zinnen. Hier zijn enkele voorbeelden:
Het team behaalde een belangrijke overwinning door de beker te winnen.
"Hacer un gol" - Dit betekent "een goal maken", vaak gebruikt in de context van het scoren in wedstrijden.
De speler maakte een indrukwekkende goal in de wedstrijd.
"Estar en la cima tras un gol" - Dit betekent "op de top zijn na een goal", en wordt vaak gebruikt om een gevoel van vreugde of opwinding na een success te beschrijven.
Het woord "gol" komt van het Engelse woord "goal", wat oorspronkelijk afkomstig is uit het Oudengelse "gǽl", wat "doel" betekent. Het werd overgenomen en aangepast in verschillende talen, waaronder het Spaans, om specifiek naar het scoren in sport te verwijzen.
Door de veelzijdigheid en het gebruik van "gol" in verschillende sportcontexten, is het een belangrijk woord binnen de sporttaal in het Spaans.