"Habitat" is een zelfstandig naamwoord.
/habiˈtat/
In het Spaans betekent "habitat" de natuurlijke omgeving of het leefgebied waar een organisme of soort voorkomt. Het woord wordt gebruikt in zowel de algemene als de medische context, vaak om de specifieke omgevingen van dieren, planten en mensen te beschrijven.
Het gebruik van "habitat" is vrij frequent in geschreven teksten, vooral in wetenschappelijke of ecologische contexten, maar komt ook voor in dagelijkse gesprekken als men het heeft over natuurbescherming of biodiversiteit.
Los humanos han modificado su hábitat a lo largo de los años.
(De mensen hebben hun habitat door de jaren heen veranderd.)
Es crucial preservar el hábitat de las especies en peligro de extinción.
(Het is cruciaal om het leefgebied van bedreigde soorten te behouden.)
In het Spaans wordt "habitat" niet veel gebruikt in idiomatische uitdrukkingen zoals sommige andere woorden, maar er zijn enkele contexten waarin het onlosmakelijk verbonden is met thema's van ecologie en milieu.
El hábitat natural es esencial para la supervivencia de muchas especies.
(Het natuurlijke leefgebied is essentieel voor de overleving van veel soorten.)
Alterar el hábitat puede tener consecuencias devastadoras para la flora y fauna.
(Het verstoren van het leefgebied kan verwoestende gevolgen hebben voor de flora en fauna.)
La restauración del hábitat es fundamental para la recuperación de especies.
(Habitatrestauratie is essentieel voor het herstel van soorten.)
Het woord "habitat" komt uit het Latijn "habitare," wat "bewonen" of "verblijven" betekent, en is afgeleid van het werkwoord "habere," dat "hebben" betekent. Het heeft zijn weg gevonden in verschillende Romaanse talen, waaronder het Spaans.