Substantief
Hecho: /ˈe.tʃo/
"Hecho" in het Spaans kan verschillende betekenissen hebben, zoals "feit", "gebeurtenis", "daad" of "handeling". Het wordt vaak gebruikt in zowel spreektaal als geschreven taal. Het woord wordt frequent gebruikt in het Spaans en kan zowel in formele als informele contexten voorkomen.
"Hecho" wordt vaak gebruikt in verschillende Spaanse idiomatische uitdrukkingen. Hier zijn enkele voorbeelden:
Op maat gemaakt
Hecho en casa
Huisgemaakt
Dejar fuera de combate
Iemand buiten gevecht stellen
Echar en cara
Iemand iets verwijten
Echar raíces
Wortel schieten
Echar la soga tras el caldero
De handdoek in de ring gooien
No hay hecho ni prenda sin consumo
"Hecho" stamt af van het Latijnse "factum", wat "feit" of "daad" betekent.