"Ilusionar" is een werkwoord in de infinitiefvorm. Het is een regelmatig werkwoord van de 1e conjugatie (-ar).
De fonetische transcriptie van "ilusionar" met behulp van het Internationaal Fonetisch Alfabet is /ilu̟sjoˈnaɾ/.
De meest gangbare vertaling van "ilusionar" naar het Nederlands is "illusioneren". In bepaalde contexten kan het ook vertaald worden als "bedriegen" of "verbeelden".
In het Spaans betekent "ilusionar" iemand een gevoel van hoop of vreugde te geven, vaak door iets te suggereren of te creëren dat niet echt is of alleen in de verbeelding bestaat. Men gebruikt het in zowel gesproken als geschreven taal, maar het komt vaak voor in informele gesprekken of uitdrukkingen waar dromen of verwachtingen worden besproken.
(Zij weet altijd hoe ze de kinderen kan illusioneren met haar verhalen.)
No quiero ilusionar a nadie con promesas vacías.
"Ilusionar" wordt vaak gebruikt in idiomatische uitdrukkingen om gevoelens van hoop of verwachting te beschrijven.
(Het is gemakkelijk om mensen te illusioneren met onrealistische verwachtingen.)
A veces, ilusionar es mejor que enfrentar la realidad.
(Soms is illusioneren beter dan de realiteit onder ogen te zien.)
No me ilusionaré más, prefiero la verdad.
(Ik ga me niet meer illusioneren, ik geef de voorkeur aan de waarheid.)
Ilusionar a mis amigos para la fiesta fue un éxito.
(Mijn vrienden illusioneren voor het feest was een succes.)
Es peligroso ilusionar a los jóvenes con sueños inalcanzables.
"Ilusionar" is afgeleid van het Franse woord "illusion", dat op zijn beurt afkomstig is van het Latijnse "illusionem", wat betekent 'bedrog' of 'misleiding'. De prefix "il-" duidt op een vorm van intensiteit, dat de betekenis van een diepere of sterkere ervaring van 'bedrog' of 'misleiding' versterkt.