Het woord "ir" in het Spaans is een werkwoord.
De fonologische transcriptie van "ir" in het Spaans volgens het Internationaal Fonetisch Alfabet is [iɾ].
"Ir" betekent "gaan" in het Nederlands. Het wordt vaak gebruikt in zowel gesproken als geschreven Spaans. Dit werkwoord is zeer frequent en essentieel in dagelijkse communicatie. Het wordt in verschillende contexten gebruikt, zoals om een actie in de nabije toekomst uit te drukken, om locaties aan te geven, om activiteiten te beschrijven, enz.
Hier zijn de vervoegingen van "ir" in verschillende tijden: - Tegenwoordige tijd: - ik ga: yo voy - jij gaat: tú vas - hij/zij gaat: él/ella va - wij gaan: nosotros/nosotras vamos - jullie gaan: vosotros/vosotras vais - zij gaan: ellos/ellas van
zij gingen: ellos/ellas fueron
Toekomende tijd:
zij zullen gaan: ellos/ellas irán
Onvoltooid tegenwoordige tijd (gerundium): yendo
"Ir" wordt vaak gebruikt in verschillende idiomatische uitdrukkingen in het Spaans. Hier zijn enkele voorbeelden: 1. Ir de compras: Winkelen (Letterlijk: Gaan winkelen) 2. Ir al grano: Ter zake komen (Letterlijk: Naar de korrel gaan) 3. Ir al grano: Direct zijn (Letterlijk: Naar het graan gaan) 4. Ir al grano: Kort en krachtig zijn (Letterlijk: Naar de korrel gaan) 5. Ir de mal en peor: Van kwaad tot erger gaan
De etymologie van het werkwoord "ir" gaat terug op het Latijnse woord "ire", wat ook "gaan" betekent.