Het woord "mus" is een zelfstandig naamwoord in het Spaans.
De fonetische transcriptie van "mus" volgens het Internationaal Fonetisch Alfabet is /mus/.
Het Spaanse woord "mus" vertaalt naar "mus" in het Nederlands, wat ook verwijst naar de vogel.
In het Spaans verwijst "mus" naar een klein, vaak bruin of grijs gekleurd zangvogeltje dat tot de familie van de vinkachtigen behoort. Het gebruik van het woord "mus" komt vaak voor in zowel mondelinge als geschreven context. Musjes zijn veelvoorkomende vogels in Spanje en andere Spaanstalige landen, wat het gebruik ervan in de taal bevordert.
El mus canta en el árbol.
(De mus zingt in de boom.)
Vi un mus en el parque ayer.
(Ik zag een mus in het park gisteren.)
Het woord "mus" wordt niet vaak gebruikt in idiomatische uitdrukkingen, maar er zijn enkele uitdrukkingen die de vogel symbolisch of metaforisch gebruiken. Hier zijn enkele voorbeelden:
No hay mus que no cante.
(Er is geen mus die niet zingt.)
Dit betekent dat iedereen zijn of haar stem en mening heeft.
Estar como un mus.
(Zijn als een mus.)
Dit wordt gebruikt om te beschrijven dat iemand zich rustig of inactief gedraagt.
Después de la pelea, todos estaban como un mus.
(Na de ruzie was iedereen als een mus.)
En esta reunión no hay mus que no cante, todos quieren participar.
(In deze vergadering is er geen mus die niet zingt, iedereen wil meedoen.)
Het woord "mus" komt van het Latijnse "mus" wat eveneens "muis" betekent, maar het werd geassocieerd met de kleine vogels en hun verschijning. De gelijkenis in klank en uiterlijk heeft waarschijnlijk bijgedragen aan deze associatie.
Synoniemen:
- Ninfa (in de context van sommige vogelsoorten)
- Pajarillo (kleine vogel)
Antoniemen:
Mus heeft geen directe antoniemen aangezien het een specifieke soort is, maar een breed tegengewicht kan "rapaz" zijn (roofdier) in de context van predatie.