Substantief
/neˈɣo.sjo/
"Negocio" betekent "zaak" of "bedrijf" in het Nederlands. Het wordt vaak gebruikt in zowel gesproken als geschreven Spaans. Dit woord wordt regelmatig gebruikt in dagelijkse gesprekken en in zakelijke contexten.
"Negocio" is een zelfstandig naamwoord en heeft geen verbuigingen in verschillende tijden.
"Negocio" wordt ook gebruikt in verschillende populaire uitdrukkingen en zegswijzen in het Spaans. Hier zijn enkele voorbeelden: 1. "Hacer buen negocio" Een goede deal maken 2. "Estar en el negocio" In het vak zitten 3. "Negocio redondo" Een bloeiende business
Het woord "negocio" komt oorspronkelijk uit het Latijnse woord "negotium," wat "bezigheid" of "handel" betekent.
Synoniemen: comercio, empresa, actividad económica Antoniemen: ocio, descanso, desempleo