Het woord "pasto" is een zelfstandig naamwoord.
De fonetische transcriptie van "pasto" in het Internationaal Fonetisch Alfabet (IPA) is /ˈpasto/.
Het woord "pasto" kan worden vertaald naar het Nederlands als "gras" of "weide".
In het Spaans verwijst "pasto" naar gras, oftewel de vegetatie die op de grond groeit en vaak dient als voeder voor dieren. In de dagelijkse taal wordt het veel gebruikt in zowel gesproken als geschreven context, vooral in agrarische, ecologische en milieukwesties.
Gebruik van "pasto" in zinnen:
- El ganado se alimenta del pasto verde.
(Het vee voedt zich met het groene gras.)
Het woord "pasto" kan ook voorkomen in verschillende idiomatische uitdrukkingen:
Esa discusión se convirtió en pasto al fuego.
(Die discussie werd een vlam in de pan.)
"Como un pasto seco"
Dit betekent "zoals droog gras" en wordt gebruikt om iemand te beschrijven die zeer kwetsbaar of zwak is.
Después del accidente, se sentía como un pasto seco.
(Na het ongeluk voelde hij zich als droog gras.)
"Dejar en el pasto"
Dit betekent iets dat achtergelaten wordt, meestal in een ongemakkelijke situatie.
Het woord "pasto" stamt van het Latijnse woord "pastus", wat "voeding" of "voer" betekent. Dit geeft aan hoe centraal het concept van "pasto" is in de landbouw en veeteelt.
Synoniemen: - Forraje (voer) - Césped (gras)
Antoniemen: - Desierto (woestijn) - Asfalto (asfalt)
Door de veelzijdigheid van het woord "pasto" is het niet alleen relevant in de agrarische context, maar helpt het ook bij het beschrijven van verschillende situaties en uitdrukkingen in de dagelijkse communicatie.