Woordsoort: Zelfstandig naamwoord
Fonetische transcriptie (IPA): /ˈpero/
Betekenissen en gebruik: - Betekenis: "Perro" betekent "hond" in het Spaans. Het is een veelvoorkomend woord in de Spaanse taal en wordt zowel in gesproken als geschreven taal gebruikt. - Frequentie van gebruik: Het woord "perro" wordt regelmatig gebruikt en is alledaags in zowel gesproken als geschreven Spaans. - Gebruikspatronen: Het wordt meestal gebruikt in zinnen om te verwijzen naar honden in het algemeen.
Vervoegingen: - Gerundium: perrando - Tijden: - Tegenwoordige tijd: yo perro (ik hond), tú perros (jij hond), él/ella/Ud. perro (hij/zij/u hond) - Verleden tijd: yo perro (ik hond), tú perros (jij hond), él/ella/Ud. perro (hij/zij/u hond) - Toekomende tijd: yo perro (ik zal hond zijn), tú perros (jij zal hond zijn), él/ella/Ud. perro (hij/zij/u zal hond zijn)
Voorbeelden: 1. Mi perro es muy juguetón. (Mijn hond is erg speels.) 2. Los perros son leales compañeros. (Honden zijn trouwe metgezellen.)
Idiomatische uitdrukkingen: - Estar como el perro y el gato: Een relatie hebben waarbij men voortdurend ruzie heeft. - Voorbeeld: Últimamente, Ana y Juan están como el perro y el gato. (Laatste tijd hebben Ana en Juan voortdurend ruzie.) - Ser el mejor amigo del hombre: Uitdrukking om aan te geven dat honden vaak als trouwe metgezellen worden beschouwd. - Voorbeeld: Para muchos, el perro es el mejor amigo del hombre. (Voor velen is de hond de beste vriend van de mens.)
Etymologie: Het woord "perro" komt oorspronkelijk van het Latijnse woord "canis", wat ook "hond" betekent.
Synoniemen: - Can, cachorro, chucho
Antoniemen: - Gato (kat)