Het woord "plus" is een bijwoord en kan in verschillende contexten ook als een voegwoord of een naamwoord worden gebruikt.
De fonetische transcriptie van "plus" volgens het Internationaal Fonetisch Alfabet (IPA) is /pluθ/ in Spanje en /pluːs/ in Latijns-Amerika.
"Plus" kan worden vertaald naar het Nederlands als: - Plus (zelfde spelling, vooral in wiskundige of economische context) - Meer (in andere contexten)
In het Spaans betekent "plus" vaak "meer" of "toename". Het wordt veel gebruikt in zowel gesproken als geschreven taal, vooral in wetenschappelijke, economische en wiskundige contexten. De frequentie van gebruik kan variëren, maar het wordt vaak aangetroffen in formules, vergelijkingen, en beschrijvingen van groei of verbetering.
Esta manzana cuesta cuatro euros más, así que necesitarás un plus.
(Deze appel kost vier euro meer, dus je hebt een plus nodig.)
Tenemos que calcular el plus que necesitamos para el presupuesto del proyecto.
(We moeten de extra die we nodig hebben voor de projectbegroting berekenen.)
In het Spaans is "plus" minder gebruikelijk in idiomatische uitdrukkingen, maar het kan wel in verschillende zinnen geïntegreerd worden, vaak in combinatie met wiskundige of economische termen.
El salario mínimo ha aumentado en un plus del 10% este año.
(Het minimumloon is dit jaar met een plus van 10% gestegen.)
En este negocio siempre necesitamos contar el plus de las ganancias.
(In deze zaak moeten we altijd de plus van de winsten tellen.)
Para obtener el resultado correcto, debes sumar el plus de los impuestos.
(Om het juiste resultaat te krijgen, moet je de plus van de belastingen optellen.)
Het woord "plus" komt van het Latijnse "plus", wat "meer" betekent. Het is aanvaard in talloze talen, waaronder Spaans, Frans en Nederlands, met een vergelijkbare betekenis.
Synoniemen: - Más (meer) - Adición (toevoeging)
Antoniemen: - Menos (minder)