Het woord "suceder" is een werkwoord.
De fonetische transcriptie van "suceder" in het Internationaal Fonetisch Alfabet (IPA) is /suseˈðeɾ/.
De vertaling van "suceder" in het Nederlands is "plaatsen" of "gebeuren". Het wordt vaak gebruikt om te verwijzen naar het plaatsvinden van een gebeurtenis of een situatie.
"Suceder" betekent in het Spaans "gebeuren" of "plaatsvinden". Het wordt vaak gebruikt om te verwijzen naar gebeurtenissen die zich voordoen, vooral onverwacht of zonder een specifiek plan. Het werkwoord heeft een gemiddelde gebruiksfrequentie en wordt vaak in gesproken en geschreven context gebruikt, hoewel het iets gebruikelijker is in geschreven vormen.
Una tragedia puede suceder en cualquier momento.
(Een tragedie kan op elk moment gebeuren.)
Es importante saber qué hacer cuando las cosas suceden.
(Het is belangrijk om te weten wat te doen wanneer dingen gebeuren.)
"Suceder" wordt niet vaak gebruikt in idiomatische uitdrukkingen, maar het kan vaak worden gebruikt in zinnen die wijzen op onvoorziene gebeurtenissen of omstandigheden. Hier zijn enkele voorbeelden:
Lo que tenía que suceder, sucedió.
(Wat moest gebeuren, gebeurde.)
Si algo va a suceder, mejor que sea pronto.
(Als er iets moet gebeuren, is het beter dat het snel gebeurt.)
A veces las cosas que suceden no se pueden evitar.
(Soms zijn de dingen die gebeuren niet te voorkomen.)
Het woord "suceder" is afgeleid van het Latijnse "succedere", wat betekent "naderen" of "gebeuren". Het woord heeft zijn vorm en betekenis behouden in de evolutie van het Spaans.
Synoniemen: - Ocurrir (gebeuren) - Acontecer (gebeuren)
Antoniemen: - Detener (stoppen) - Prevenir (voorkomen)