"Temor" is een zelfstandig naamwoord.
/tɛ'mor/
"Temor" betekent "angst" of "vrees" in het Nederlands.
In het Spaans verwijst "temor" naar een sterke emotie van angst of vrees, vaak in een context waarin men zich bedreigd of in gevaar voelt. Het kan zowel in mondelinge spraak als in geschreven context worden gebruikt en komt regelmatig voor in literatuur, gesprekken over gevoelens, en in juridische contexten.
El temer de hablar en público es común entre muchas personas.
(De angst om in het openbaar te spreken is gewoonlijk voor veel mensen.)
Su temer por las consecuencias lo llevó a tomar decisiones apresuradas.
(Zijn vrees voor de gevolgen leidde hem tot het nemen van overhaaste beslissingen.)
"Temor" wordt vaak gebruikt in verschillende idiomatische uitdrukkingen in het Spaans. Hier zijn enkele voorbeelden:
Temor a lo desconocido
(Angst voor het onbekende)
La mayoría de las personas experimentan temor a lo desconocido cuando se enfrentan a un cambio importante.
(De meeste mensen ervaren angst voor het onbekende wanneer ze geconfronteerd worden met een belangrijke verandering.)
Sin temor
(Zonder angst)
Ella decidió seguir sus sueños sin temor a fracasar.
(Zij besloot haar dromen te volgen zonder bang te zijn om te falen.)
Temor reverencial
(Respectvolle vrees)
Muchos sienten temor reverencial hacia figuras de autoridad.
(Velen voelen respectvolle vrees voor autoriteitsfiguren.)
Het woord "temor" komt van het Latijnse "timor", wat ook "angst" of "vrees" betekent. Het is afgeleid van het werkwoord "timere", wat "bang zijn" betekent.