"ti" is een voornaamwoord in het Spaans. Het komt voor als een persoonlijke vorm van het tweede persoon (jij).
De fonetische transcriptie van "ti" volgens het Internationaal Fonetisch Alfabet (IPA) is /ti/.
Het Spaans "ti" betekent "jou" of "jij" in het Nederlands. Het wordt gebruikt als een object of na een voorzetsel.
In het Spaans verwijst "ti" naar de tweede persoon enkelvoud in informele contexten. Het wordt vaak gebruikt na voorzetsels zoals "con" (met), "para" (voor), en "de" (van). Het is een veelgebruikte term in zowel mondelinge als geschreven taal, maar voornamelijk in spreektaal.
Quiero ir contigo.
(Ik wil met jou gaan.)
Este regalo es para ti.
(Dit cadeau is voor jou.)
Me gusta hablar de ti.
(Ik praat graag over jou.)
Het woord "ti" komt voor in verschillende idiomatische uitdrukkingen en gezegden in het Spaans.
Todo lo que hice fue por ti.
(Alles wat ik deed was voor jou.)
No hay nadie como tú.
(Er is niemand zoals jij.)
Contigo pan y cebolla.
(Met jou is het goed, ongeacht de omstandigheden.)
Eres como un libro abierto para mí.
(Jij bent als een open boek voor mij.)
Het Spaanse woord "ti" is afgeleid van de Latijnse pronomen "tī", dat ook "jou" betekent. Het gebruik en de vorm zijn door de tijd heen geëvolueerd, maar de basisbetekenis is consistent gebleven.
Synoniemen: - "tú" (jij) - wordt vaak gebruikt in de nominatieve vorm.
Antoniemen: - "yo" (ik) - verwijzend naar de eerste persoon enkelvoud.
"ti" is voornamelijk een objectief voornaamwoord en staat dus niet direct in contrast met een antoniem, maar het is een aanvulling op andere persoonlijke voornaamwoorden.