Het woord "tic" is een zelfstandig naamwoord in het Spaans.
De fonetische transcriptie van "tic" in het Internationaal Fonetisch Alfabet (IPA) is /tik/.
De vertaling van "tic" naar het Nederlands is "tic", en het verwijst in beide talen naar een onwillekeurige beweging of geluid dat herhaaldelijk optreedt.
In het Spaans verwijst "tic" meestal naar een onwillekeurige spierbeweging of een herhaaldelijke geluidsuitstoot die soms wordt geassocieerd met bepaalde neurologische aandoeningen, zoals het syndroom van Tourette. Het kan ook in bredere zin worden gebruikt om onwillekeurige gedragingen of gewoonten aan te duiden. Het woord "tic" heeft een frequente aanwezigheid in de dagelijkse spreektaal, vooral in medische contexten of bij gesprekken over gezondheid en psychologie.
Él tiene un tic nervioso que le hace parpadear mucho.
(Hij heeft een nerveuze tic die hem vaak laat knipogen.)
Los tics pueden ser tratados con terapia y medicamentos.
(Tics kunnen behandeld worden met therapie en medicijnen.)
Het woord "tic" wordt minder vaak gebruikt in idiomatische uitdrukkingen, maar hier zijn enkele zinnen die het woord bevatten in een bredere context:
A veces me dan tics por la ansiedad.
(Soms krijg ik tics door de angst.)
No puedo evitar los tics cuando estoy estresado.
(Ik kan de tics niet vermijden als ik gestrest ben.)
Het woord "tic" heeft zijn oorsprong in het Franse woord "tic", dat afkomstig is van het mogelijk Middelfranse woord "tiquer", wat "knippen" of "schrijven" kan betekenen. De term is ontwikkeld in de medische terminologie om de onwillekeurige bewegingen of geluiden die mensen kunnen maken te beschrijven.