"Ticket" is een zelfstandig naamwoord in het Spaans.
De fonetische transcriptie van "ticket" in het Internationaal Fonetisch Alfabet is /ˈtiket/.
In het Nederlands wordt "ticket" vaak vertaald als: - Ticket - Kaartje - Toegangsbewijs
In het Spaans verwijst "ticket" meestal naar een bewijs van betaling of een toegangspas voor een evenement, vervoer of een dienst. Het kan zowel in mondelinge als in geschreven context veelvuldig worden gebruikt, afhankelijk van de setting (bijvoorbeeld in het dagelijks leven, bij evenementen, of in reiscontexten). De gebruiksfrequentie is relatief hoog, vooral in stedelijke gebieden en bij jongeren.
Ik moet een ticket kopen voor het concert.
El ticket del tren se puede validar en la estación.
Het woord "ticket" in Spaans komt ook voor in verschillende idiomatische uitdrukkingen:
Voorbeeldzin: Con esta carta, tengo el ticket en la mano para el proyecto.
** Comprar un ticket de ida y vuelta.**
Voorbeeldzin: Ella decidió comprar un ticket de ida y vuelta a Madrid.
No hay ticket de regalo para esto.
Het woord "ticket" is afgeleid van het Engelse woord "ticket," dat waarschijnlijk zijn oorsprong vindt in het Middelengelse woord "tiket," dat "een label of een klein stuk papier" betekent. Dit woord is in het Spaans overgenomen, vooral in de context van betalingen en toegangsbewijzen.
Niet direct toepasbaar, maar in sommige contexten kan "gratis" als antoniem fungeren, verwijzend naar iets waarvoor je niets hoeft te betalen en dus geen ticket nodig hebt.