Het woord "tiempo" is een zelfstandig naamwoord.
De fonetische transcriptie van "tiempo" in het Internationaal Fonetisch Alfabet (IPA) is /ˈtjempo/.
"Tiempo" kan vertaald worden naar het Nederlands als "tijd".
In het Spaans betekent "tiempo" voornamelijk "tijd", maar het kan ook verwijzen naar het weer of de duur van bepaalde gebeurtenissen. Het wordt doorgaans gebruikt in zowel gesproken als geschreven context. Het woord is frequent in gebruik in diverse situaties, van alledaagse gesprekken tot meer formele schriftelijke communicatie.
No tengo tiempo para ir al cine.
(Ik heb geen tijd om naar de bioscoop te gaan.)
El tiempo vuela cuando te estás divirtiendo.
(De tijd vliegt als je je vermaakt.)
"Tiempo" is een belangrijk onderdeel van verschillende idiomatische uitdrukkingen in het Spaans.
A cada tiempo, su tiempo.
(Voor elke tijd, zijn tijd.)
Al mal tiempo, buena cara.
(Bij slecht weer, een goed gezicht.)
Es tiempo de actuar.
(Het is tijd om te handelen.)
No hay tiempo que perder.
(Er is geen tijd te verliezen.)
Het woord "tiempo" komt van het Latijnse woord "tempus", wat "tijd" betekent. Het heeft door de eeuwen heen zijn betekenis behouden en is een integraal onderdeel van de Spaanse taal geworden.
Synoniemen: - "horas" (uren) - "momentos" (momenten) - "período" (periode)
Antoniemen: - "eternidad" (eeuwigheid) - "infinito" (oneindigheid)
Door deze structuur en informatie biedt "tiempo" een breed begrip van het concept tijd in de Spaanse taal en cultuur.