"Timar" is een werkwoord in het Spaans.
De fonetische transcriptie van "timar" volgens het Internationaal Fonetisch Alfabet (IPA) is: /tiˈmaɾ/.
De vertaling van "timar" naar het Nederlands is "bedriegen" of "afzetten".
"Timar" betekent in het Spaans het bedriegen of oplichten van iemand, vaak met de implicatie dat de persoon wordt misleid of benadeeld in een transactie of situatie. Het woord wordt veelvuldig gebruikt in spreektaal en ook in meer formele contexten. De frequentie van gebruik is redelijk hoog in dagelijks gesprekken en informele situaties.
Voorbeeldzinnen:
- "No dejes que te timen."
("Laat je niet bedriegen.")
"Timar" komt ook voor in verschillende idiomatische uitdrukkingen en spreekwoorden in het Spaans. Hieronder volgen enkele voorbeelden:
"No hay que timar a los novatos."
("Je moet de nieuwelingen niet bedriegen.")
"Si lo timas, al final te timarán a ti."
("Als je iemand bedriegt, word je uiteindelijk ook bedrogen.")
"No seas tonto, no dejes que te timen."
("Wees niet dom, laat je niet bedriegen.")
Het woord "timar" komt van het Oud-Spaanse "timar", dat verwant is aan het Latijnse "tinnīre", wat zoiets als "geluid maken" betekent. Het kon in vroege vormen ook een associatie hebben gehad met het misleiden van anderen, mogelijk door afleidende geluiden of illusies.
Synoniemen van "timar" zijn: - "engañar" (bedriegen) - "estafar" (oplichten) - "defraudar" (teleurstellen/bedriegen)
Antonieten zijn moeilijker te definiëren in deze context, maar een mogelijk antoniem zou "honrar" kunnen zijn, wat "eerbiedigen" of "eerlijk behandelen" betekent.