"Trucho" is een zelfstandig naamwoord in het Spaans.
De fonetische transcriptie van "trucho" in het Internationaal Fonetisch Alfabet is /ˈtɾu.tʃo/.
"Trucho" kan in het Nederlands worden vertaald als "nep", "vals", of "fake".
"Trucho" verwijst naar iets dat nep of vals is. Het woord wordt vaak gebruikt om te verwijzen naar vervalste goederen, imitaties, of bedrog in verschillende contexten. Het kan zowel in spreektaal als in geschreven tekst worden gebruikt, maar het komt vaker voor in informele of colloquiale situaties, vooral in gesprekken.
El bolso que compré resulta ser un trucho.
Het tasje dat ik heb gekocht blijkt nep te zijn.
No me vengas con cuentos truchos.
Kom niet met valse verhalen aan.
"Trucho" komt ook voor in enkele idiomatische uitdrukkingen en informele uitdrukkingen in het Spaans:
"Hacer algo trucho" - iets nep of een truc uithalen.
Ejemplo: No me gusta hacer cosas truchas.
Vertaling: Ik houd er niet van om nep dingen te doen.
"Vender un trucho" - iets (vals) verkopen met de intentie om te bedriegen.
Ejemplo: El vendedor me quiso vender un trucho.
Vertaling: De verkoper wilde me iets neps verkopen.
"Esto es un trucho" - een uitdrukking om iets dat duidelijk nep is aan te duiden.
Ejemplo: Mira, esto es un trucho.
Vertaling: Kijk, dit is nep.
Het woord "trucho" komt vermoedelijk van het Quechua woord "trucha," dat vis betekent, en op een bepaalde manier naar de vorm van iets dat ook bedrog kan inhouden, zoals een "truc" of een "trick" in het Engels. Het heeft in de loop van de tijd een negatieve connotatie aangenomen, gerelateerd aan bedrog en vervalsing.
Door de veelzijdigheid van gebruik, van colloquiale taal tot meer specifieke contexten, is "trucho" een noodzakelijk onderdeel van de Spaanse taal in landen zoals El Salvador en Argentinië, waar het een krachtige betekenis heeft in het beschrijven van eerlijkheid versus bedrog.