"Tutor" is een zelfstandig naamwoord.
De fonetische transcriptie van "tutor" in het Internationaal Fonetisch Alfabet (IPA) is /ˈtutor/.
In het Nederlands betekent "tutor" meestal "tutor" of "bijlesgever".
In het Spaans verwijst "tutor" naar een persoon die begeleiding of ondersteuning biedt in de vorm van onderwijs of begeleiding, vaak op een meer persoonlijke en gerichte manier dan een traditionele leraar. Het kan zowel in informele als formele contexten worden gebruikt, zoals bij huiswerkbegeleiding, of in educatieve instellingen waar een tutor studenten helpt met specifieke vakken.
Het woord "tutor" wordt regelmatig gebruikt in zowel gesproken als geschreven Spaans, met een frequente verschijning in educatieve contexten.
El tutor me ayudó a entender la materia.
(De tutor hielp me de stof te begrijpen.)
Necesito un tutor para mejorar mis calificaciones.
(Ik heb een tutor nodig om mijn cijfers te verbeteren.)
El tutor de matemáticas es muy paciente.
(De wiskunde tutor is erg geduldig.)
Het woord "tutor" wordt gebruikt in verschillende uitdrukkingen en contexten die verband houden met onderwijs en begeleiding. Hier zijn een paar voorbeelden:
Ser un tutor de confianza.
(Een vertrouwde tutor zijn.)
Contar con un tutor experimentado es fundamental.
(Beschikken over een ervaren tutor is essentieel.)
Un tutor puede marcar la diferencia en el rendimiento académico.
(Een tutor kan het verschil maken in de academische prestaties.)
Busco un tutor que me ayude a preparar el examen.
(Ik zoek een tutor die me helpt de toets voor te bereiden.)
Los tutores ofrecen apoyo emocional y académico.
(Tutoren bieden emotionele en academische steun.)
Het woord "tutor" komt van het Latijnse "tutor", wat "bewaker" of "beschermheer" betekent. Dit benadrukt het idee van iemand die zorgt voor en begeleiding biedt aan een ander.