"Uno" is een onbepaald voornaamwoord en een telwoord in het Spaans.
De fonetische transcriptie van "uno" in het Internationaal Fonetisch Alfabet (IPA) is: /ˈuno/.
"Uno" wordt in het Nederlands vertaald als "één".
In het Spaans betekent "uno" "één" in de zin van het tellen of het aanduiden van een enkel object. Het is ook een onbepaald voornaamwoord dat kan verwijzen naar een onbekend of algemeen object of persoon.
Het gebruik van "uno" is zeer frequent in zowel mondelinge spraak als in geschreven context. Het komt voor in tellende situaties, beschrijvingen, en als een vulling in zinnen wanneer men doelt op een meer algemene zaak.
"Ik heb er één."
"Uno de los libros que leí fue muy interesante."
"Uno" wordt vaak gebruikt in verschillende idiomatische uitdrukkingen in het Spaans. Hier zijn enkele voorbeelden:
"Eén is geen."
"Al mal tiempo, buena cara; uno no puede lamentarse."
"Bij slecht weer, een vrolijk gezicht; men kan niet klagen."
"Cuando uno quiere, puede."
"Als men wil, kan men."
"Uno a uno, los estudiantes se presentan."
Het woord "uno" komt van het Latijnse "unus", wat eveneens "één" betekent. Deze afkomst laat zien hoe de Spaanse taal is geëvolueerd vanuit het Latijn en waarom de basisstructuren en betekenissen vergelijkbare wortels hebben.
Synoniemen: - "Un" (in sommige contexten, afhankelijk van het geslacht van het zelfstandig naamwoord)
Antoniemen: - "Cero" (nul) - "Dos" (twee)
"Uno" is dus een veelzijdig en frequent gebruikt woord in het Spaans, met belangrijke toepassingen in zowel dagelijkse gesprekken als meer complexe uitdrukkingen.