"Venir" is een werkwoord in het Spaans.
De fonetische transcriptie van "venir" volgens het Internationaal Fonetisch Alfabet is /beˈniɾ/.
"Venir" kan vertaald worden naar het Nederlands als "komen".
"Venir" betekent "komen" en wordt gebruikt om de actie van bewegen naar de spreker of een bepaalde plaats aan te duiden. Het wordt vaak gebruikt in zowel mondelinge als geschreven contexten, maar het is bijzonder gebruikelijk in informele gesprekken. Het werkwoord heeft een hoge frequentie van gebruik in het Spaans.
"Ik ga morgen naar jouw huis komen."
"¿Puedes venir a la fiesta este sábado?"
"Venir" wordt vaak gebruikt in verschillende idiomatische uitdrukkingen in het Spaans. Hier zijn enkele voorbeelden:
"Het komt uit de familie." (Dit wordt vaak gebruikt om aan te geven dat iemand kwaliteiten of eigenschappen heeft die worden doorgegeven door de familie.)
"Venir a menos."
"In achteruitgang komen." (Dit verwijst vaak naar de afname in status of middelen.)
"Venir al punto."
"Tot de kern komen." (Dit betekent dat je direct naar het belangrijkste aspect van een onderwerp gaat.)
"Venir de sorpresa."
Het werkwoord "venir" is afgeleid van het Latijnse woord "venire", wat ook "komen" betekent. Het heeft zijn oorsprong in het Proto-Indo-Europees *weh₁n-, wat "komen" of "gaan" betekent.
Synoniemen: - Llegar (aankomen) - Acercarse (naderen)
Antoniemen: - Ir (gaan) - Salir (vertrekken)