"Visitar" is een werkwoord in het Spaans.
De fonetische transcriptie van "visitar" volgens het Internationaal Fonetisch Alfabet (IPA) is /bi.siˈtaɾ/.
In het Nederlands vertaalt "visitar" zich als "bezoeken".
"Visitar" betekent "iemand of iets bezoeken" en kan verwijzen naar zowel sociale als formele bezoeken. Het wordt veel gebruikt in zowel gesproken als geschreven Spaans. In de dagelijkse taal komt het vaak voor in conversaties, terwijl het ook in officiële documenten of contexten kan verschijnen, zoals juridische of administratieve situaties. De frequentie van het gebruik is hoog, aangezien het een veelvoorkomend werkwoord is.
Español: Mañana voy a visitar a mis abuelos.
Nederlands: Morgen ga ik mijn grootouders bezoeken.
Español: Es importante visitar al médico regularmente.
Nederlands: Het is belangrijk om regelmatig de dokter te bezoeken.
Het woord "visitar" komt terecht voor in verschillende idiomatische uitdrukkingen, vooral in sociale contexten. Hier zijn enkele voorbeelden:
Español: Visitar a alguien es un gesto de amistad.
Nederlands: Iemand bezoeken is een gebaar van vriendschap.
Español: No olvides visitar a tus amigos en el hospital.
Nederlands: Vergeet niet je vrienden in het ziekenhuis te bezoeken.
Español: Siempre es agradable visitar lugares nuevos.
Nederlands: Het is altijd leuk om nieuwe plekken te bezoeken.
Español: Visitar museos puede ser muy educativo.
Nederlands: Museums bezoeken kan zeer leerzaam zijn.
Het woord "visitar" is afgeleid van het Latijnse "visitare," wat "bezoeken" betekent. Deze term is een frequentie gebruikte wortel die zijn weg heeft gevonden in de Romaanse talen.
Synoniemen: - "Frequentar" (bezoeken, frequentie) - "Consistir en" (bestaande uit)
Antoniemen: - "Ignorar" (negeren) - "Abandonar" (verlaten)
Met deze informatie heb je een uitgebreid overzicht van het woord "visitar" in de context van de Spaanse taal.