Het woord "acabar" is een werkwoord in het Portugees.
De fonetische transcriptie van "acabar" in het Internationaal Fonetisch Alfabet (IPA) is /a.kɐ.ˈbaɾ/.
"Acabar" heeft verschillende betekenissen in het Portugees, waaronder: 1. Beëindigen, eindigen 2. Voltooien, afmaken 3. Opraken, uitgeput raken 4. Doden (in sommige contexten)
Dit werkwoord wordt vaak gebruikt in zowel gesproken als geschreven Portugees. Het is een alledaags werkwoord dat frequent voorkomt in verschillende situaties.
Hier zijn de vervoegingen van "acabar" in verschillende tijden: - Tegenwoordige tijd: eu acabo, tu acabas, ele/ela/você acaba - Verleden tijd: eu acabei, tu acabaste, ele/ela/você acabou - Onvoltooid verleden tijd: eu acabava, tu acabavas, ele/ela/você acabava - Toekomende tijd: eu acabarei, tu acabarás, ele/ela/você acabará - Voltooide tijd: eu tenho acabado, tu tens acabado, ele/ela/você tem acabado - Onvoltooid tegenwoordige tijd: estou acabando, estás acabando, está acabando
"Acabar" wordt vaak gebruikt in idiomen en uitdrukkingen in het Portugees. Hier zijn enkele voorbeelden: 1. Acabar em pizza (letterlijk: eindigen in pizza) - eindigen in een verzoening of mislukking - A reunião acabou em pizza. (De vergadering eindigde in een mislukking.) 2. De acabar o fôlego (letterlijk: het adem kwijtraken) - buiten adem raken - Corri tanto que acabei o fôlego. (Ik rende zoveel dat ik buiten adem raakte.)
Het woord "acabar" komt van het Latijnse werkwoord "accăbāre", wat "beëindigen" betekent.
Synoniemen: terminar, concluir, findar Antoniemen: iniciar, começar, continuar