Dutch profanity
PROFANE WORDS USED IN THE DUTCH LANGUAGE
Godverdomme; Achterlijk; Debiel; Idioot; Kankeren; Kankerlijer; Klere; Klerelijer; Kolere; Krijg de...; Lijer; Pestkop; Pleur(it)is; Pleuris; Pleurislijer; Pokke(n); Pokke; Pokke(n)lijer; Pokkelijer; Pokkenlijer; Takke; Takkezooi; Teringlijer; Tyfus; Teringmongool; Kankermongool; Tyfusmongool; Kankerjood; Klote; Klotemongool; Klootzak; Kattenkop; Huppelkut; Flikker; Vuile flikker; Verdorie; Verdomme; Godverdorie; Potverdomme; Potverdorie; Jeetje; Getverderrie; Gatverdamme; Potverderrie; Gatver; Vinkentering; Tyfuslijer; Zooi; Wijf; Kutzooi; Kutwijf; Klotewijf; Kankerwijf; Kankerzooi; Klotezooi; Vuil; Sukkel; Smeerlap; Zandneger; Spleetoog; Spaghettivreter; Roetmop; Rapalje / rapaille; Lijp; Kut-Marokkaan; Kutmarokkaan; Geitenneuker; Bosneger; Stront; Slons; Schijt; Rotzak; Rot-; Teef; Pissig; Poep; Ouwehoeren; Neukertje; Ouwehoer; Neuker; Nicht; Mierenneuken; Lullen; Mierenneuker; Kreng
Dutch profanity can be divided into several categories. Often, the words used in profanity by speakers of Dutch are based around various names for diseases.